Vaccineren tegen Q-koorts is goed te verfijnen

Tijdens het Nationaal Geiten Event in het Gelderse Nijkerk stond de vraag centraal hoe die vaccinatiestrategie in de toekomst kan worden verfijnd, zodat bescherming van mens en dier voldoende blijft en er minder nadelige effecten zijn voor het welzijn van de geiten.

Gerard Heerink, adviseur en voorzitter van het Platform Melkgeitenhouderij, wijst op die nadelige effecten. 'Geiten kunnen pijn ervaren, de melkproductie valt tijdelijk terug en soms kan sterfte optreden. Daarbij zijn er momenteel veel geitenhouders die duurmelken, waarbij de dieren niet aflammeren. Kan de vaccinatiestrategie dus niet anders?'

René van den Brom, dierenarts en afdelingsmanager Gezondheid Kleine Herkauwers bij diergezondheidsdienst Royal GD, sluit zich hierbij aan. 'Je kunt je afvragen of het nodig is dat je bij duurmelken de geiten moet vaccineren. De Q-koortsbacterie wordt immers vooral tijdens het aflammeren uitgescheiden. Het risico op verspreiding is bij duurmelken dus kleiner.'

Dat kan volgens Van den Brom aanleiding zijn om de manier van vaccineren te herzien. 'De vraag is ook hoe vaak een geit een herhaalvaccinatie nodig heeft om voldoende immuniteit op te bouwen.'

Onderzoek nodig

Uit het bestuderen van alle tot nu toe bekende literatuur door onderzoeker Marleen Kannekens van Wageningen University & Research blijkt dat het vaccin tegen Q-koorts goed werkt. 'Maar het is niet duidelijk hoe vaak een herhaalvaccinatie nodig is voor de bescherming van het koppel. Het zou goed zijn om dat de komende tijd te onderzoeken, om zo tot een verfijning van de vaccinatiestrategie te kunnen komen.'

Naast de praktische vragen speelt ook de maatschappelijke kant een rol. Larissa Prechal, masterstudent Geneeskunde en klinisch onderzoeker aan de Universiteit Utrecht, benadrukt dat er een goed gesprek moet zijn met burgers over dit onderwerp. 'Alleen met transparantie en persoonlijk contact kan een strategie worden ontwikkeld die niet alleen werkt in de praktijk, maar ook breed wordt gedragen.'

Belangrijk is wel dat bij het bepalen van de strategie een discussie wordt gevoerd over feiten, zegt Heerink. 'Voordat de resultaten van een nieuw onderzoek er zijn, ben je zomaar twee jaar verder.'