Kosten voor melkveehouders stijgen

René LuijmesMelkveehouders haalden vorig jaar gemiddeld een totale opbrengst van 385.100 euro. In 2012 was dit nog 339.300 euro. Dat blijkt uit een raming van het LEI. De flinke stijging van de opbrengsten werd voor een deel weer teniet gedaan door een stijging van de betaalde kosten en afschrijving met ruim 20.000 euro naar 296.600 euro (zie tabel). Dit is exclusief rente.
Voor een deel komt die stijging door hogere prijzen van veevoer, zaaizaad en pootgoed en door gestegen kosten voor energie. De kosten voor pacht, afschrijving van machines en installaties, brandstoffen en onderhoud namen eveneens toe. Verder waren er hogere kosten voor betaalde arbeid en werk door derden. Het LEI vervangt de geraamde getallen voor 2013 eind dit jaar door voorlopige uitkomsten.
De totale kosten, inclusief de berekende kosten, zijn voor 2013 geraamd op 401.400 euro. Veel verschuivingen in berekende kosten voor arbeid en vermogen als grond zijn er niet.
De totale bedrijfseconomische kosten bedroegen in 2010 nog 357.700 euro. Deze stegen gestaag naar 2013. Hiervan namen de betaalde kosten en afschrijvingen, exclusief rente, vanaf 2010 toe. Het totaal aan betaalde kosten en afschrijvingen werd voor vorig jaar beraamd op 327.100 euro. De kosten en afschrijvingen waren in 2012 306.800 euro; in 2010 waren die nog 267.600 euro.
Het geraamde netto bedrijfsresultaat voor 2013 komt uit op gemiddeld 16.300 euro negatief. In 2010 was dit nog ruim 43.000 euro negatief. In 2011 en 2012 schommelde het netto bedrijfsresultaat.

Rentabiliteit

Hiermee komen we bij de rentabiliteit. Dit is de opbrengst per 100 euro kosten. De rentabiliteit is geraamd op 96. Dit houdt in dat de gemiddelde melkveehouder zijn kosten niet geheel krijgt vergoed. Dit komt onder andere door het meenemen van de post berekende kosten. In 2010 was deze rentabiliteit nog 88, met een netto bedrijfsresultaat van 43.300 euro negatief.
‘De rentabiliteit was gemiddeld over alle melkveebedrijven vanaf de jaren 1980 niet boven de 100’, stelt Walter van Everdingen van het LEI. ‘De spreiding tussen bedrijven is groot. Bepaalde bedrijven zitten er wel boven. De rentabiliteit is bij kleinere bedrijven veel lager dan bij grotere. En de grotere bedrijven zaten in 2012 gemiddeld boven de 100.’
Het vreemd vermogen van melkveehouders daalde van 2010 naar 2012 licht naar ruim 967.000 euro. Het eigen vermogen bedraagt in 2012 1,95 miljoen euro, een stijging ten opzichte van 2010. Het vreemd vermogen bestaat uit langlopende schulden, kortlopende schulden en voorzieningen.
‘Die voorzieningen dalen vooral, sinds 2010’, geeft Van Everdingen aan. ‘Dat komt door de waardevermindering van de belastinglatentie - de belasting die in de toekomst moet worden betaald -, door het afschaffen van de quotering.’

In de lift

Een eerste beoordeling van de uitgewerkte bedrijven duidt erop dat de langlopende schulden in 2013 toenemen. ‘Ook de belastinglatentie zit iets in de lift, omdat eind 2013 het quotum duur was. Er was niet veel handel, maar wel een hoge prijs. Per saldo zal het totale vreemd vermogen stijgen ten opzichte van 2012, maar lijkt het nog wel net onder het niveau van eind 2010 te blijven.’
De cijfers zijn gebaseerd op bijna 300 melkveebedrijven, die gemiddeld circa 50 hectare grond in gebruik hebben. Gemiddeld molken de veehouders 85 koeien in 2012 en 91 koeien in 2013.